Bij de CPC Loop Den Haag heb ik mijn eerste blessure opgelopen. Door een verkeerde tijdsinschatting had ik geen tijd meer om in te lopen. In het startvak heb ik wel wat staan springen enzo, maar dat voldeed niet. Tijdens de loop merkte ik een pijntje op in mijn kuit, bij de aanhechting van de spier. ’s Avonds in bed kon ik niet slapen van de pijn en de trap aflopen was de volgende ochtend een pijnlijke uitdaging. Dus ik heb het laten intapen en nam rust. Even niet hardlopen, eerst even herstellen.
Rust
Eigenlijk kon ik sowieso wel wat rust gebruiken. Ik was moe. Niet een beetje, maar behoorlijk moe. Ik merkte dat ik uit balans was. Als ik thuiskwam uit mijn werk, kroop ik op de bank en deed ik niets meer. En ik was prikkelbaar. Ik kon niet zoveel hebben en lachte minder dan normaal gesproken. Dat zijn voor mij toch wel de tekenen dat ik een stapje terug moet doen.
Dus dat deed ik. Ik accepteerde hoe ik me voelde en besloot er even niet tegen te vechten. Normaal gesproken wil ik dat namelijk nog wel doen: vechten tegen vermoeidheid. Blijven doorknallen terwijl mijn lichaam het signaal geeft behoefte te hebben aan rust. Dat deed ik nu dus even niet.
Niet hardlopen dus, want dat kon niet vanwege de blessure. Traplopen is bij mij normaal gesproken meer traprennen, maar nu hield ik het bij lopen. Gewoon rustig de trap op- en aflopen. De tijd nemen, rustig aan. En niet springtouwen, want dan maak je dezelfde klappen als je neerkomt als bij hardlopen.
Als je niet kunt hardlopen, kun je wel andere sporten beoefenen. Zwemmen bijvoorbeeld. Maar daar houd ik niet van, dus daar doe ik mezelf dus ook geen plezier mee. Met fietsen wel. Ik ga altijd op de fiets naar mijn werk. En net als met alles doe ik dat niet op een relaxed tempo. Nee, lekker knallen en in de zware versnelling de brug op fietsen. Heerlijk. Maar nu was ook dat anders. Het was koud en ik had geen zin om te fietsen. Dus ik accepteerde dat voor een keer en nam de bus naar mijn werk.
Normaal gesproken ben ik een heel actief persoon. Ik ben altijd in beweging. En nu dus niet. Je zou denken dat het niets doen me energie zou opleveren, maar in eerste instantie deed dat het niet. Dat was enerzijds frustrerend, want waar doe je het dan voor? Maar aan de andere kant was het voor mij een signaal dat mijn lichaam inderdaad erg moe was. En ja hoor, na een paar dagen rust kwam er een flinke verkoudheid uit.
Vooruitgang
Nu de verkoudheid eruit is, merk ik dat ik weer energie terugkrijg. Ik maak weer grapjes en lach meer. Ik voel ook een enorme drang om te gaan hardlopen. Daarin moet ik mezelf wel afremmen. Ik ben geneigd om direct kilometers te maken, maar dat is onverstandig. Morgen ga ik na twee weken het hardlopen weer oppakken. Ik heb mezelf voorgenomen om goed naar mijn lichaam te luisteren. Als het niet gaat, dan gaat het niet. Niets forceren. En als het wel gaat, loop ik maximaal 20 minuten. En langzaam lopen. We weten allemaal hoe moeilijk dat is, langzaam lopen.
Ik wil de komende jaren lekker blijven hardlopen. Dan is het wel belangrijk om niet direct te knallen, maar de tijd te nemen voor herstel. Anders ben ik straks nog langer uit de running. Maar dit geldt niet alleen voor het hardlopen. Ik moet er alert op zijn dat ik rust pak. Niet pas op het moment dat ik ertoe gedwongen word. Dat betekent wellicht dat ik rustmomenten in mijn overvolle agenda moet zetten.